Wat kan het Vlaamse onderwijs leren van internationale curricula?

Het vertrouwen in het Vlaamse onderwijs daalt zienderogen. De dalende trend in de PISA-resultaten stemt velen cynisch, evenals jaarlijks terugkerende probleemthema’s zoals het lerarentekort en demotivatie bij leerlingen. Veel Vlamingen denken zich te moeten neerleggen bij het aanbod, omdat de alternatieven weinig bekend zijn.
Naast de Vlaamse examencommissie worden ook internationale onderwijscurricula, zoals het internationaal baccalaureaat en het GCSE (Brits curriculum), steeds populairder in de laatste jaren. Ook Leerwijzer verwijst regelmatig leerlingen door omwille van de voordelen die deze curricula kunnen bieden voor specifieke leerlingen. Wat maakt deze curricula zo aantrekkelijk? En hoe verhouden ze zich tot het Vlaamse onderwijssysteem?

De internationale curricula hebben een breed en flexibel aanbod

Leerlingen kunnen kiezen uit een waaier van vakken die aansluiten bij hun interesses en talenten. Ze kunnen zelf beslissen welke vakken ze willen combineren en het niveau afstemmen op hun sterktes en zwaktes. Zo kunnen ze bijvoorbeeld wiskunde op een hoger niveau volgen, maar talen op een lager niveau of vice versa.

Dit geeft de leerling meer autonomie, en dus een sterkere motivatie om te leren. Dat moet overigens ook wel, want de cijfers voor die vakken zijn rechtstreeks bepalend voor de toegang tot bepaalde (vooraanstaande) universiteiten. Bovendien is er veel aandacht voor extracurriculaire activiteiten zoals sport en/of kunst, opdat de leerling zich ook daarin kan ontwikkelen.

In vergelijking met die curricula is het Vlaamse curriculum veel strikter en uniformer. Leerlingen moeten een studierichting kiezen met een vast pakket van vakken. Er is daarbij zeer weinig ruimte voor differentiatie. Alle leerlingen zijn veroordeeld om te slagen voor vakken die ver weg liggen van hun interesses, wat een afkeer van school ontwikkelt. Zo moeten bv. ook dyslectici, net als iedereen, minstens 3 taalvakken afleggen. Nederlands, Frans en Engels zijn immers verplichte vakken in alle richtingen.

Internationale curricula vertrekken vanuit een moderne visie op onderwijs

Ze beroepen zich daarbij op andere didactische methodes in plaats van louter examens. Leerlingen leren niet alleen feiten en concepten, maar ook hoe ze die kunnen toepassen, analyseren, evalueren en creëren. Er ligt veel nadruk op zelfstandig onderzoek doen, bijvoorbeeld door een uitgebreide scriptie te schrijven (in het IB) of een persoonlijk project te realiseren (in het GCSE).

Men wil de leerlingen op die manier vaardigheden aanleren zoals probleemoplossend denken, communicatie, samenwerking en reflectie. Men gaat ervanuit dat dergelijke vaardigheden nauw aansluiten bij wat later in de professionele carrière verwacht zal worden. Het Vlaamse curriculum daarentegen legt meer nadruk op kennisoverdracht en reproductie. Leerlingen worden vaak veeleer getoetst op hun vermogen om kennis te reproduceren (d.m.v. examens), en niet zozeer op de praktische toepassing van hun inzicht in die leerstof. Heel wat universiteiten, hogescholen en business schools zullen echter veeleer vaardigheden en inzichten toetsen dan kennisreproductie.

Voorbereiding op een globaliserende wereld

De internationale curricula bereiden hun leerlingen tenslotte voor op een globaliserende wereld. Men neemt er meteen een globaal perspectief aan, waardoor de leerstof en vaardigheden meteen geoefend kunnen worden in een brede en uitdagende context. Bovendien vergroten ze hun kansen om verder te studeren of te werken in het buitenland, aangezien de internationale curricula wereldwijd erkend worden. Het Vlaamse curriculum daarentegen is meer gericht op de lokale context. Leerlingen leren vooral over de Vlaamse geschiedenis, cultuur, taal en samenleving. Er is minder aandacht voor de diversiteit en complexiteit van de wereld. En uiteindelijk zal het diploma voornamelijk leiden naar hoger onderwijs aan de gekende instellingen in Vlaanderen zelf.

Conclusie

Het is dus niet zo verwonderlijk dat die internationale curricula steeds populairder worden: er zijn immers duidelijke voordelen in vergelijking met ons Vlaamse curriculum, dat niet meer voldoet aan de behoeften en verwachtingen van sommige leerlingen (en hun ouders). Voor die leerlingen kunnen de internationale curricula een valabel alternatief zijn, dat hen meer uitdaagt en verrijkt. Zouden onze onderwijsverstrekkers daar iets van willen leren?