De spagaat van het Vlaamse onderwijs: investeren of besparen?

Met de komst van de herfstvakantie is de kop eraf voor dit schooljaar. Zoals elk jaar verliep ook het begin van dit schooljaar onrustig. Begin september bleek er weer een groot lerarentekort, daarbovenop is er meer ziekteverzuim, en begin deze maand stond de sector in rep en roer nadat er besparingen (100 miljoen) aangekondigd werden. Daarmee zit de onderwijsminister in een spagaat: we zouden moeten investeren in het lerarenberoep, maar we moeten tegelijk besparen op het budget.

Wat betekenen die besparingen budgettair?
Bij zijn eedaflegging in 2019 beloofde minister van onderwijs Ben Weyts nog een investering van 750 miljoen euro. Een besparing van 100 miljoen euro wordt nu dan ook op protest onthaald. Zo’n bedrag klinkt als een serieuze hap in het budget, maar dat moeten we enigszins relativeren. Het budget voor onderwijs in Vlaanderen is immers 14 miljard euro. Dat is een kwart van de totale Vlaamse begroting. Bovendien is dat budget sinds 2015 in reële kosten (i.e. rekening houdend met de inflatie) met meer dan 1 miljard euro gestegen. Over 5 jaar tijd is het feitelijke budget 9% gestegen, wat nu met een besparing van 0,7% een beetje teruggeschroefd moet worden. Dat valt budgettair dus wel mee, maar de vakbonden schreeuwden moord en brand alsof het onderwijs failliet gaat.

Is loon de enige reden voor een lerarentekort?
Het overgrote deel van dat budget (68%) gaat naar salarissen van onderwijzend personeel. Nochtans oppert men ieder jaar een loonsverhoging voor leerkrachten. Het is echter nog maar de vraag of dat het probleem van het lerarentekort zou oplossen. Men zou zich anderszins kunnen afvragen of we het niet gewoon met minder personeel kunnen doen? Er is immers steevast te weinig personeel, en voor besparingen kun je niet anders dan de grootste uitgavenpost onder de loep te nemen.

Klasgrootte verkleinen
Een mogelijke oplossing die daarvoor weleens geopperd wordt is de klasgrootte verkleinen. In Vlaanderen zijn de klassen gemiddeld immers erg klein in vergelijking met andere landen. Meer leerlingen per klas zou betekenen dat er minder klassen nodig zijn, en dus minder uren die moeten ingevuld worden door leerkrachten. Een probleem daarmee is echter dat er een heel aantal richtingen zijn die door weinig jongeren worden gekozen, vooral in TSO en BSO.

Beperken van aanbod
Het Vlaamse onderwijs heeft immers een enorm aanbod aan richtingen, wat handenvol geld kost. Bovendien moeten de leerlingen in al die verschillende richtingen slagen voor een hele resem vakken. We zouden dus nog winst kunnen boeken door het aantal richtingen en/of vakken te verminderen. Een beperkter aanbod in richtingen en vakken betekent ook minder leerkrachten die daarvoor nodig zijn. Een eenvoudige oefening is dat echter niet, en vereist wellicht een grondige hervorming van het onderwijs.

Wat met de kwaliteit van ons onderwijs
Men zou zich voor zo’n hervorming kunnen spiegelen aan het systeem van A-levels in Engeland. Daar moeten leerlingen al vroeger een keuze maken voor verdieping in bepaalde vakken. Er zijn natuurlijk veelbesproken voor- en nadelen aan zo’n systeem, maar het biedt alvast perspectieven om het debat aan te gaan. Aangezien ook de kwaliteit van het Vlaamse onderwijs er niet op vooruit gaat (cf. PISA-onderzoek), is het misschien een goed moment om er eens met de grove borstel door te gaan. Groeiende investeringen, die leiden tot almaar lagere resultaten, daar tekent niemand voor.

De machtsstructuren in ons land lijken het status quo graag aan te houden en wijzen ieder jaar in dezelfde richting. Het probleem houdt echter aan. In sommige Europese landen zijn coalitie- en oppositiepartijen en belangengroepen nochtans samen tot een overeenkomst kunnen komen om onpopulaire beslissingen te nemen, ten voordele van de onderwijskwaliteit. Zo konden ze het onderwijssysteem op lange termijn kwaliteitsvol en toch betaalbaar houden.